In de vorige blog schreef ik over principe 2 van Farrelly:
Als de cliënt door de psycholoog provocatief wordt aangespoord (in goed contact, met humor én aansluitend bij de belevingswereld van de cliënt), om door te gaan met zijn contraproductieve en afwijkende gedrag, dan zal de cliënt de neiging hebben om gunstiger gedrag voor zichzelf en anderen aan te gaan, dat dichter bij de sociale norm komt. (Farrelly & Brandsma, 1974, p. 52)
Ik beloofde in te gaan op het idee van Maurizio Andolfi dat alleen het vergroten van de emotionele crisis zal leiden tot echte gedragsverandering. Bij deze:
Laat ik beginnen met een vraag: Wat willen we het allerliefste als we pijn hebben?
…..
Ja natuurlijk! We willen dat de pijn verdwijnt. Weg ermee. En wel zo snel mogelijk.
Stel dat je je been breekt. Je gaat dan naar het ziekenhuis. Binnen een mum van tijd krijg je een pijnstiller toegediend. Vervolgens kunnen de artsen de breuk onderzoeken, foto’s maken en de breuk herstellen. Even gipsen en de revalidatie kan beginnen. Ondersteund met een batterij aan pijnstillers. Dus het moment van breken ging waarschijnlijk vergezeld van een helse pijn. Maar daarna werd de pijn tijdens je herstel zoveel mogelijk onderdrukt.
Stel dat je nu niet je been breekt, maar je hart. Wéér ben je verlaten door de vrouw van je dromen! Hoe kan dat nou toch? Komt het ooit goed met je liefdesleven? Of misschien is niet je hart gebroken maar loop je al 20 jaar rond met een angst naar aanleiding van een traumatische gebeurtenis toen je 15 was. Soms hebben we geen fysieke pijn, maar emotionele pijn. En wat willen we het allerliefste als we pijn hebben? ….. Ja natuurlijk! We willen dat de pijn verdwijnt. Weg ermee. En wel zo snel mogelijk. Ook bij emotionele pijn.
Wanneer cliënten zich bij mij aanmelden voor een behandeling, lopen zij al een tijdje rond met emotionele pijn. Nu zijn wij vrij goed in het lang rondlopen met emotionele pijn. Want de meeste mensen wachten een tijdje voordat ze zich bij een psycholoog aanmelden. Mogelijk heeft dat te maken met de houding wanneer het om emotionele malaise gaat: ‘stel je niet aan, het gaat wel weer voorbij’. En mogelijk heeft het te maken met schaamte of is het nu eenmaal geen gewoonte van mensen om hulp te zoeken bij emotionele problemen. Maar als zij zich bij mij aanmelden dan gaat de emotionele pijn kennelijk niet vanzelf voorbij. Hulp is geboden. Het bezoeken van een psycholoog gaat vergezeld van de hoop dat na het eerste bezoek aan de psycholoog die emotionele pijn (langzaam maar zeker) overgaat. En vaak is de eerste reactie na een sessie bij een traditioneel werkende psycholoog een bevestiging van die hoop. Mensen zijn vaak opgelucht omdat ze nu eindelijk eens hun verhaal gedaan hebben bij een professional. De psycholoog is niet schreeuwend weggevlucht en biedt zelfs nog een concreet behandelplan aan. Allemaal een bevestiging dat er nog hoop is. Pffffff, opluchting. En ondanks dat er altijd hoop is (hoewel ik provocatief vaak anders beweer…) gaat gedrags- en emotionele verandering niet vanzelf. Om echte verandering te bereiken moeten mensen bij een psycholoog juist hun pijn en ellende onder ogen komen om te leren op een andere manier er mee om te gaan. Alleen dat levert op lange termijn een oplossing.
Maurizio Andolfi, Italiaanse gezinstherapeut, zegt er het volgende over (Andolfi, M. (1983). Behind the Family Mask):
“Een voorwaarde om verandering te bereiken in een gezin, is dat het gezin in een crisis zit. Geen crisis? Dan is er ook niet voldoende motivatie om de vaste patronen aan te passen. De meeste gezinnen die hulp zoeken hebben enerzijds wel de wens om te veranderen, maar durven anderzijds de veiligheid van de vaste patronen niet los te laten. De taak van de therapeut is dan ook om de disbalans in het gezin te vergroten. Als de therapeut een disbalans ziet moet hij die volgens Andolfi juist benadrukken.”
Het vergroten van de crisis zit volgens Andolfi in het meer gewicht geven aan de tegenstrijdigheden en de verschillen binnen het gezin, waar men niet naar wil kijken. De neiging van veel hulpverleners is om te helpen de tegenstrijdigheden te verminderen zodat er weer ruimte is voor een gesprek zonder conflict. Maar dat betekent dat één gezinslid, of een paar gezinsleden, misschien wel alle gezinsleden een beetje water bij de wijn moeten doen. En dat lukt ze dus al tijden niet meer zelf. Wanneer je als therapeut een poging onderneemt om op deze manier een oplossing te brengen, is het zo maar mogelijk dat je heel snel onderdeel wordt van het gezinsconflict.
Maar wanneer je alle gezinsleden gelijk geeft in hun tegenstrijdige signalen, en als je alle gezinsleden aanmoedigt om hun disfunctionele gedrag te blijven hanteren is er geen reden meer voor discussie. Het enige dat overblijft is dat iedereen gelijk heeft en dat de tegenstrijdigheden toch blijven bestaan. Als de therapeut het gezin aanmoedigt om de impasse vol te houden en het eigen gedrag vooral niet op te geven, wordt het gezin geconfronteerd met de pijn van de eigen tegenstrijdigheden en neemt de kans toe dat de gezinsleden een echte verandering in hun gedrag als minder bedreigend gaan ervaren, en meer open gaan staan voor de voordelen van een verandering.
De aandacht voor deze disbalans of ambivalentie m.b.t. het willen veranderen zien we tegenwoordig ook terug in de motiverende gespreksvoering.
De disbalans in gezinnen waar Andolfi over spreekt gaat ook op voor mensen die voor relatietherapie komen én voor mensen die in individuele therapie gaan. Er is altijd sprake van een ambivalentie tussen het willen veranderen en het vast willen houden aan de oude bekende patronen, ook al zijn die patronen niet (meer) handig.
Een voorbeeld:
Een cliënt die depressief is, zal graag af willen van zijn somberheid, lusteloosheid en afgevlakt gevoel. Daar zit een belangrijke bron van motivatie om te veranderen. De andere kant is echter dat door zijn depressiviteit de cliënt thuis blijft en dus ook niet de confrontatie aan hoeft te gaan met de drukte op straat of op zijn werk. Dat vooruitzicht kan hem de moed in de schoenen doen zakken. Niet veranderen heeft dan als voordeel dat hij die confrontatie uit de weg kan gaan.
Op het moment dat we alleen maar oog hebben voor die kant van de cliënt die zegt te willen veranderen, dan zetten we hoopvol en met concrete plannen een stap voorwaarts. Maar dan gaan we ook voorbij aan de andere kant van de cliënt die twijfelt of de verandering niet uitdraait op een teleurstelling. Wat veelal gebeurt is dat als we goedbedoeld de ‘veranderkant’ van de cliënt aanwakkeren, dat de weerstand om te veranderen vanuit de ‘bij de oude patronen blijven kant’ evenredig toeneemt.
Het omgekeerde gebeurt ook:
De provocatief psycholoog beschrijft in geuren en kleuren welke ellende de cliënt te verduren heeft (gehad). De provocatief psycholoog predikt dat de cliënt alle recht heeft om hartstikke depressief te zijn, of angstig, of borderline, of noem maar welke DSM kwalificatie dan ook. De provocatief psycholoog voelt zijn pijn, benoemt zijn pijn, en overdrijft vooral heel erg die pijn. En de reactie van de cliënt is meestal dat hij mij tot de orde roept: “Het was wel erg, maar ook weer niet zo erg.” Of “Klopt allemaal, maar ik ben er klaar mee en ik wil vooruit gaan denken in plaats van te blijven hangen in de ellende.”. Als de provocatief psycholoog op provocatieve wijze benadrukt dat de cliënt nog niet genoeg doet van zijn niet functionele patronen, als de provocatief psycholoog stelt dat de cliënt de crisis vooral groter moet maken omdat hij daar alle reden toe heeft, dan gaat de cliënt zelf benoemen waarom hij wel moet veranderen.
Hiermee zijn we weer aangekomen bij principe 2 van Frank Farrelly. Vergroot de crisis! Doe meer van je niet functionele gedrag! En de cliënt…
Vond je deze blog interessant? Schroom dan niet om het te delen! Wil je reageren? Laat dan hieronder een bericht achter. Ben je nieuwsgierig naar hoe de provocatieve stijl jou kan helpen in je werk? Neem dan contact met me op!